Johan Chandoe beschouwt zichzelf als het ‘eerste gekleurde gemeenteraadslid in Nederland’, een prestatie die hij niet had verwacht toen hij als ongeschoolde arbeider uit Suriname 63 jaar geleden op goed geluk naar Den Haag kwam. Bij binnenkomst in zijn tussenwoning aan de Valkenboslaan valt meteen op dat de digitale revolutie grotendeels aan Johan Chandoe voorbij is gegaan. En dat de 85-jarige Hagenaar veel leest, is onmiskenbaar; overal in de woonkamer staan boeken en kranten hoog opgestapeld.

Deze passie voor lezen ontstond toen hij zonder veel scholing in de gemeenteraad terechtkwam. Zijn gebrek aan opleiding inspireerde hem juist om veel te lezen, zodat niemand hem kon verwijten dat hij te weinig wist. Chandoe’s levensreis begon in het Surinaamse gehucht Maskitaboiti, waar hij werd geboren als kleinzoon van contractarbeiders uit India. Als tiener in Paramaribo incasseerde hij rekeningen voor een Nederlands bedrijf en raakte hij in gesprek met militairen. De verhalen over de mogelijkheden in het moederland motiveerden hem om naar Nederland te gaan.

Zijn reis voerde hem via Venezuela en Genua naar Den Haag. Toen hij op 23-jarige leeftijd in de stad aankwam, had hij geen idee dat hij zou uitgroeien tot een invloedrijk politicus die het minderheidsbeleid in Den Haag op de kaart zou zetten.

Op 22-jarige leeftijd verliet ik Suriname, en op mijn 23e kwam ik hier aan”, vervolgt hij vanuit zijn donkere fauteuil in de voorkamer. “De enige mensen met een kleurtje die ik hier zag, waren repatrianten uit Indonesië. Gastarbeiders waren er aan het einde van de jaren 50 ook al wel, maar die kwamen nog zonder uitzondering uit het zuiden van Europa. De Turken en Marokkanen kwamen pas later.”

Mogelijk werd racisme aan het einde van de jaren 50 juist openlijker beleden vanwege het onbekende. Bij zijn eerste poging om een kamer te huren in de Bosschestraat draaide de hospita er in elk geval niet omheen: ‘ik wil geen donkere mensen’. Bij een mevrouw in de Melis Stokelaan had hij meer succes. Ze verhuurde niet alleen een kamer, maar gaf hem ook de tip om werk te zoeken op het bedrijventerrein aan de Fruitweg. “Daar ging ik geld tellen bij een radiobedrijf. En ik herkende meteen de eigenaar: een Nederlandse man met drie vingers die eerder in Paramaribo had gewerkt.” Aan dat eerste baantje hield hij niet meer dan 35 gulden – bijna 17 euro – per week over. Maar dat gaf niet; het was een begin. Chandoe hopte snel door, zij het met wisselend succes, want ook op de arbeidsmarkt was zijn donkere huid soms een probleem. De personeelschef van de toenmalige Arbeiders Verzekeringsbank zei gewoon waar het op stond: ‘De mensen hier gaan jou niet leuk vinden’. Maar hij gaf niet op. “Als ik ergens in de stad een groot gebouw zag, ging ik naar binnen. Ik was hier alleen, zonder familie, en moest de huur betalen. Dan loop je vroeg of laat vanzelf tegen iemand op die je wil helpen, soms uit medelijden, soms omdat die brutaliteit gewaardeerd wordt.”

Tussen de diverse banen door volgde hij in Den Haag lessen aan de toenmalige School voor Economische Zaken. Terugblikkend op die periode en op zijn jongere zelf, grijnst hij: “Voor zover ik kan inschatten, ben ik als ongeschoolde jongen die niemand kende hier geloof ik wel geslaagd”. Soms zat het ook gewoon mee. Zoals op die dag dat ik binnenwandelde in het verzamelgebouw waar onder andere de Arbeiderspers, de VARA, de NVV en de PvdA bij elkaar onder één dak zaten. Je kon daar eten voor 90 cent en werd aangemoedigd om je in te schrijven als PvdA-jongere.”

Adri Duivesteijn

Met de wijsheid van nu is duidelijk dat dit lidmaatschap het begin markeerde van een nieuw leven. Chandoe betrok een woning in de Schilderswijk en werkte zich op tot voorzitter van Afdeling 1 van de PvdA. Na de voordracht door de scheidende voorzitter, waarbij ‘nee’ zeggen geen optie was, kwam hij snel in contact met de juiste mensen binnen de partij, zoals latere partijcoryfeeën Adri Duivesteijn en Pierre Heijnen, die hem steunden. “En dat was maar goed ook, want ik wist van toeten noch blazen. Hoe doe je dat? Moties indienen?”

Als nieuwkomer in Den Haag en als kleinzoon van contractarbeiders uit India kende hij in het begin de weg niet goed, maar zijn afkomst bleek ook een voordeel. In de jaren 60 en 70 volgden steeds meer Surinamers hem naar Nederland, en deze nieuwe Nederlanders waren over het algemeen bereid om Chandoe met voorkeursstemmen in de gemeenteraad vooruit te helpen. “Ik was het eerste gekleurde raadslid van Nederland. Dat gaf mij een bijzondere positie en het was een uitgelezen kans: ik heb het minderheidsbeleid in deze stad op de kaart gezet.”

Spijt…

Op persoonlijk vlak kende hij soms minder voorspoed. Hij was twee keer getrouwd, maar beide huwelijken eindigden in mineur. Zijn tweede vrouw confronteerde hem met de vraag: ‘Wat heb ik aan jou? Ik zie je nooit!’ Met schuldbewuste schouders erkent hij: “Ik heb later spijt gekregen van het tekortschieten hierin. Het werk ging altijd voor, ook op momenten waarop dat geen goed idee was. Gelukkig heb ik het met mijn twee kinderen nog enigszins kunnen goedmaken. Mijn dochter zie ik niet heel vaak, maar mijn zoon komt elke maandag op bezoek.”

Terug naar zijn inzet voor zijn werk. Terug naar zijn onvermoeibare streven om achtergestelde groepen Hagenaars vooruit te helpen. Iets waarvoor hij tijdens verkiezingen altijd overvloedig beloond werd. En daar is hij trots op. ,,In 1986 kreeg ik meer dan 7000 voorkeursstemmen in de stad’’, blikt hij terug. ,,Niet alleen van Surinamers, ook van Turken en Marokkanen. Waar ik bijzonder trots op ben? Lastige keuze. Dan ga ik toch voor het Johan Chandoe-huis. Dat was in 1992 de eerste woongroep voor Surinaams-Hindoestaanse ouderen, op de hoek van de Steijnlaan en de Herman Costerstraat. Dat diende later als model voor talloze vergelijkbare projecten verspreid over heel Nederland.’’

Op zijn 85ste is Johan Chandoe verre van klaar met het leven. En het leven is nog niet klaar met hem. ,,Aan energie ontbreekt het niet’’, constateert hij opgewekt. Ik leef nog steeds zoals altijd. Heb nooit een dieet hoeven volgen. Nou ja, misschien een beetje ouderdomssuiker. Na een paar wijntjes word ik wat sneller dronken. En ik koester nog altijd het plan om op zijn minst nog één keer naar Suriname terug te keren. Niet om daar opnieuw te gaan wonen. Mijn plek is hier, in Den Haag.

En hij zegt dit niet om vriendelijk te zijn; hij meent het. Chandoe is trots op zichzelf en trots op zijn stad. ,,Als ik terugkijk, zeg ik tegen mezelf: dat heb je behoorlijk goed gedaan voor een ongeschoolde Surinamer die aan de andere kant van de wereld in een stad belandde waar niemand bekend was en waar niemand was met wie hij zijn afkomst kon delen.’’

Share.
Exit mobile version