151 jaar geleden vertrok het eerste schip met contractarbeiders vanuit India naar Suriname, het begin van de Surinaams-Hindoestaanse gemeenschap. De eerste groep Brits-Indische immigranten zette op 5 juni 1873 voet aan wal in Fort Nieuw-Amsterdam, Commewijne, Suriname, na een lange reis aan boord van de ‘Lalla Rookh’. Dit zeilschip, dat 410 immigranten vervoerde, vertrok op 26 februari 1873 vanuit Calcutta (het huidige Kolkata) en deed 99 dagen over de overtocht. Helaas overleefden 11 mensen de reis niet.
Na de afschaffing van de slavernij in 1863 had Suriname dringend behoefte aan arbeidskrachten. Tussen 1873 en 1916 emigreerden daarom ruim 34.000 Hindoestanen uit Brits-Indië naar Suriname om als contractarbeiders op de plantages te werken.
Bij aankomst in Suriname kregen de contractarbeiders vaak zwaar werk te doen tegen een schamele beloning van 10 tot 15 cent per dag, wat naar moderne maatstaven hooguit een paar euro zou zijn. Ze werkten 12 uur per dag op de plantages.
De arbeiders hadden een contract voor vijf jaar. Na die periode konden ze kiezen: terug naar India of blijven in Suriname. Sommigen gingen terug vanwege heimwee, maar de meesten bleven. De tradities die ze uit India hadden meegenomen, bleven ook, zelfs toen later een grote groep Hindostaanse Surinamers naar Nederland verhuisde.
Rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 kwam de grootste groep Hindoestanen naar Nederland. Veel van hen vestigden zich in Den Haag, maar ook in het noorden van het land wonen er velen. Tegenwoordig zijn er in Suriname ongeveer 150.000 Hindostanen en in Nederland ongeveer 180.000.